Home   /   Hondenrassen

IJslandse hond

Laatste update: 13 februari 2024
IJslandse hond

De IJslandse hond is een oeroud, sober ras. Samen met de Vikingen emigreerden ze vanuit Scandinavië naar het barre IJsland, waar ze toegewijd voor vee en erf zorgden. Maar in de Middeleeuwen waren ze juist te vinden op elk zichzelf respecterend Engels hof!

Deze bijzondere boerderijhond is levendig en attent, hard werkend en gezond. Ze zijn baasgericht, ondanks hun zelfstandige, stoere houding. Veel beweging is noodzakelijk voor deze bezige bij, daar is hij nu eenmaal voor gemaakt.

Lees hier alles over de IJslandse hond.

Achtergrond

Wanneer we ver terugkijken in de geschiedenis van de IJslandse hond, zien we zijn oorsprong in Noorwegen. Aan het einde van de 8e eeuw na Christus, vertrokken dappere Noorse Vikingen overzee naar het barre IJsland. En ze lieten hun honden natuurlijk niet achter.

Want na de verkenning van dit uitgestrekte, ijzige land, besloot een groep Vikings zich hier te vestigen. Ze namen hun vee, wat voornamelijk uit paarden en schapen bestond, mee uit hun thuisland. Hun sterke, sobere honden zorgden in het nieuwe land voor huis, erf en kudde.

Aangezien een groep Vikingen verder trok naar Groenland, deelt de Groenlandse hond mogelijk zijn afkomst met de IJslandse hond. Mogelijk zit bij laatstgenoemd ras ook bloed van de Siberische Husky en Noorse Buhund (boerderijhond) vermengd.

Rond de Middeleeuwen krijgt de Engelse adel dit speciale ras in het vizier. De honden worden grootscheeps ingevoerd, maar zeker niet voor een appel en een ei. Hierdoor werd het ras een echt statussymbool.

Eind 19e eeuw krijgt de grote populatie op IJsland een klap door een darmworm-infectie. Al snel wordt besloten dat er geen honden meer van buitenaf geïmporteerd mogen worden. De verkoop naar het buitenland gaat echter onverminderd door.

En gelukkig maar, want vervolgens zorgt een uitbraak van de hondenziekte (ziekte van Carré) voor een sterfte van 75% binnen de IJslandse populatie. Gelukkig wordt na vele jaren het ras toch voor uitsterven behoed, doordat de heer Palsson en de heer Petursdottir de fokkerij herpakten.

In 1975 zagen de eerste IJslandse honden Nederlandse bodem. Bij een selecte groep liefhebbers worden ze nu veelal gezien als huishond en gewaardeerd lid van het gezin.

Uiterlijke kenmerken

Volgens de rasstandaard is de IJslandse hond een Noordelijke Spitshond, behorend tot de Keesachtigen en oertypen. Ze zijn rechthoekig gebouwd en hebben een zelfverzekerde, maar zachte uitdrukking.

De kop is iets langer dan de korte, rechte snuit en driehoekig van vorm. De ogen zijn middelgroot en amandelvormig, met een donkerbruine kleur. De oren zijn driehoekvormig, middelgroot en worden rechtopstaand gedragen.

De hals is gemiddeld lang en enigszins gewelfd, overlopend in een rechte en gespierde rug. De borst is lang en diep, de achterhand breed en gespierd. De staart wordt hoog gedragen, in een krul op de rug.

Dit ras heeft een dubbele vacht, die zeer dik en waterafstotend is. Er bestaan twee vachttypen: korthaar en langhaar.

Kortharige varianten hebben middellang, ruw dekhaar dat korter is op de kop, snuit, oren en voorkant van de benen. Bij de langhaar variant is het dekhaar algemeen gezien langer dan bij de kortharige variant.

De vachtkleur heeft vijf hoofdkleuren: zwart, grijs, beige, chocolade bruin en rood bruin. Zwarte en witte aftekeningen komen voor, in bijvoorbeeld het gezicht, aan de oren of op de poten. De zwarte vacht is normaliter een driekleur, in combinatie met wit en roodbruin.

Wit mag echter nooit de overheersende vachtkleur zijn.

De ideale schofthoogte van een reu ligt op 46 centimeter, bij een teef iets lager met 42 centimeter. Toch weegt dit wollige ras maar weinig: zo’n 9 tot 14 kilo. De IJslandse hond wordt tussen de 12 en 15 jaar oud.

Karakter

De IJslandse hond is niet voor niets zo populair geweest bij de Engelse aristocratie. Agressieve en onvoorspelbare honden waren hoogst ongewenst op het sobere, IJslandse platteland. Hierdoor bleven hardwerkende, sociale dieren over met een vriendelijke inborst.

Het ras kenmerkt zich dus door een attente en levendige houding. Ze zijn speels en vriendelijk, waardoor ze goed samengaan met andere huisdieren en kinderen. Laat een kind echter nooit met een hond alleen, een ongeluk zit in een klein hoekje.

Bij zijn gezin zijn betekent alles voor deze hond. Hij voelt zich graag nuttig en is heel aanhankelijk. Wordt hij veel alleen gelaten, dan gaat hij zich hier echt ongelukkig van voelen.

Het is dus belangrijk om hem veel in het gezamenlijke leven te betrekken, en bijvoorbeeld niet als kennelhond te houden.

Verzorging en gezondheid

Ondanks zijn dichte, dikke vacht heeft dit ras normaliter weinig verzorging nodig. Ze zijn heel proper op zichzelf en wassen zich regelmatig schoon. Laat een natte, vieze vacht drogen en de hond zal al het vuil er gewoon uit schudden.

Borstelen is zo’n eens per week nodig, ga hierbij niet te hele hond uitpluizen. Licht doorborstelen is voldoende. Tijdens de rui (1 à 2 keer per jaar) gelden andere regels. Hierbij moeten de losse haren grondig verwijderd worden, wat een flinke klus is.

Fijne bijkomstigheid is ook, dat ze geen typische ‘hondenlucht’ hebben.

Het ras kent enkele gezondheidsproblemen, al zijn het er niet veel.

Binnen dit ras komt namelijk heupdysplasie voor. Dit is een erfelijk belaste aandoening, waarbij de onderdelen in het gewricht niet goed op elkaar aansluiten. Daardoor kan er in rap tempo slijtage plaatsvinden, wat veel pijn veroorzaakt.

Ook Patella luxatie wordt geregeld gezien. Dit wordt ook wel ‘losse knieschijven’ genoemd. Hierbij schiet de knieschijf uit de knieholte, waardoor de hond mank gaat lopen en pijn heeft. Soms moet de knieschijf door de dierenarts teruggezet worden op de juiste plek.

De ogen kennen twee regelmatig voorkomende problemen, distichiasis en glaucoom.

Bij distichiasis irriteren de onderste wimpers het hoornvlies van het oog. Dit kan voor beschadigingen, eindeloze ontstekingen en blindheid zorgen.

Glaucoom is een verhoogde oogboldruk. Door de druk kan het netvlies beschadigen, wat tot blindheid kan leiden.

Opvoeding

Sociaal is de IJslandse hond bij uitstek. Daarom vindt hij het moeilijk om alleen thuis te zijn. Graag heeft hij mensen en andere honden om zich heen. Die bedrijvigheid vindt hij fijn, dat voelt net als op een boerderij!

Dit vertaalt zich ook in een zekere gevoeligheid, waardoor een harde hand absoluut verkeerd zal vallen bij deze zachtaardige viervoeter. Ze pikken hun training snel op, zowel goede als slechte voorbeelden, dus gebruik dit in je voordeel.

Door zijn rol als erfbeschermer is de hond waaks en hierbij zeer vocaal. Ze blaffen dus veel en graag. Door hun rol als veedrijver hebben ze ook de neiging om vogels, joggers, fietsers en andere rennende slachtoffers na te jagen.

Besteed hier dus voldoende aandacht aan tijdens de training.

Beweging

Door zijn achtergrond als werkhond, heeft de IJslandse hond een onuitputtelijke energie. Het is dan ook belangrijk dat ze veel en vaak beweging krijgen. Denk hierbij aan behendigheid, doggy dancing, flyball, frisbeeën.

Ook lange wandelingen vindt dit ras heerlijk. En omdat ze het belangrijk vinden om de ‘kudde’ bijeen te houden, zal hij niet ver afdwalen.

Door zijn werkachtergrond vindt de hond het ook belangrijk om een taak te hebben. Heeft hij te weinig omhanden, dan gaat hij zijn taak zelf creëren. Zo kan hij neurotisch worden en zeer veel kabaal gaan maken om niks.

Op zich is de IJslandse hond voor elke activiteit te porren, maar door zijn intelligentie is afwisseling en uitdaging belangrijk. Denk hierbij aan speuren, zoekspelletjes, maar ook gehoorzaamheidstraining en trucjes leren.