Je hond in een hondenkennel: waarom wel of niet?

Laatste update: 3 juli 2019
hondenkennel

Een hondenkennel kan een prima verblijfplaats zijn voor je hond. We zien kennels echter steeds minder in gebruik, om verschillende redenen.

Wordt een kennel bijvoorbeeld verkeerd ingezet, dan kan dit consequenties hebben voor het welzijn van je hond.

Op welke manier kun je een hondenkennel gebruiken voor je viervoeter?

Kan elke hond in een kennel?

En hoe garandeer je een veilige, gezonde plek voor je dier?

Lees hier alle do’s en don’ts van de hondenkennel.

Wat is een hondenkennel?

Een hondenkennel is een buitenverblijf voor je hond. Deze is doorgaans gemaakt met roestvrijstalen tralies, waardoor het geheel wat op een kooi lijkt. Een kennel kan een dak hebben, een binnenverblijf en komt in alle vormen en maten voor.

Maar waarom zou je een hond in een kooi stoppen?

In vroegere tijden werd de hond vooral gebruikt op het bedrijf en rondom huis, voor een specifieke taak. Vaak hoorde hier het bewaken van het erf bij.

Maar je wilt niet, dat je hond de hele nacht in en uit het huis loopt. Dit geeft onrust, en je kunt nooit het huis goed afsluiten tegen insluipers. Daarom kreeg de hond een hok of kennel, waar hij ’s nachts heen kon tijdens het waken.

Ook was de kennel handig, om de hond even in op te sluiten wanneer hij afstand moest houden. Bijvoorbeeld voor zijn eigen veiligheid, maar ook voor visite die geen zin had in een opdringerige waakhond.

Hiernaast waren honden veel meer buiten dan nu. Tegenwoordig heeft onze viervoeter de luxepositie van gezinslid bereikt, waardoor hij bij ons in huis woont en slaapt. Daarom zien we veel vaker een bench binnenshuis, dan een kennel buitenshuis.

Vroeger was de plek van de hond op het erf, waar hij woonde en werkte. Bij extreme kou of slecht weer, sliepen ze in de stal of bijvoorbeeld bijkeuken. Maar weinig dieren kwamen echter het woonhuis in.

Dat is toch ongezellig? Is dit niet slecht voor je hond?

Kennelomgeving en welzijn van je hond

De honden van tegenwoordig noemen we niet voor niets de ‘moderne huishond’. Ze wonen en leven bij ons in huis en worden weinig tot niet ingezet voor een taak.

Dit heeft voor- en nadelen.

Hondenrassen komen in alle vormen en maten. Dit betekent, dat niet ieder ras gemaakt is voor het frisse, natte klimaat dat Nederland het grootste deel van het jaar te bieden heeft.

Deze rassen gedijen prima binnenshuis en zijn vaak gefokt als gezelschapshond. Ze hebben hierdoor minder behoefte aan het uitvoeren van een bepaalde activiteit.

Toch is het gros van onze honden nog steeds gebouwd op een leven buiten. Een dikke vacht, het uitvoeren van een bepaalde taak en een goede lichaamsconditie horen hierbij.

Maar in huis, maken wij baasjes het onszelf graag comfortabel. Zo hebben we bijvoorbeeld een centrale verwarming. Lekker, tijdens de gure winterdagen.

Onze hond moet echter geregeld naar buiten. Lekker wandelen, spelen, bewegen: dingen doen die hij niet kan uitvoeren in huis. Maar de overgang van warmte binnen naar de kou van buiten, kan voor gezondheidsproblemen zorgen.

Door de continue warmte binnenshuis, zal de hond een minder goede wintervacht ontwikkelen. Met als gevolg, dat hij het buiten best koud kan hebben!

Hiernaast zijn er rassen, zoals poolhonden, die in de winter echt aan warmtestress binnenshuis kunnen leiden. Hun dikke ondervacht wordt met het verkorten van de dagen klaargemaakt voor de winter, maar vervolgens liggen ze met 22 °C binnen de muren.

Hiernaast heeft een binnenleven effect op het mentale welzijn van je hond. Buiten kunnen ze rondlopen, snuffelen en gebeuren er dingen om hen heen. Binnen liggen ze vaak maar wat om zich heen te kijken.

Zo kan het voorkomen dat een hond zich gaat vervelen en zelf bezigheden gaat zoeken. Maar een drukke, slopende of blaffende hond in huis vinden de meeste mensen toch niet zo fijn!

Moet elke hond dan in een kennel?

Kan elke hond in een kennel?

Een leven dat zich voldoende buitenshuis afspeelt, is voor elke hond belangrijk. Hierbij maken we natuurlijk uitzondering voor de zeer ouden of zieken. Maar elke gezonde hond dient geregeld buiten te komen.

Voor de frisse lucht en de afleiding, maar ook voor zijn bewegingsvrijheid.

Om deze situatie veilig te laten verlopen, is het belangrijk dat het terrein van het huis omheind is. Zo kan je hond niet onverhoopt in een gevaarlijke verkeerssituatie terecht komen, of onbegeleid een aanvaring met mensen of andere honden krijgen.

Heb je geen omheinde tuin of een erg groot terrein? Dan kan een kennel een oplossing zijn. Hier kan je hond veilig in rondlopen, maar ook rustig een dutje doen.

Helaas is niet elke hond gemaakt voor een kennel. Onderzoek heeft aangetoond dat een kennelomgeving tot ernstige stress en (verergering van) gedragsproblemen kan leiden. Buiten de kennel gebeurt van alles, maar de hond kan er niet bij.

Dieren die voor langere tijd in een kennel verblijven, kunnen daarom de buitenwereld veel te groot en eng gaan vinden. Je ziet ze erg veel stresssignalen in hun hok vertonen en raken compleet in paniek, wanneer ze deze moeten verlaten.

Dit zie je vaak voorkomen in dierenasiels, waar dieren vaak langere tijd in kleine kooien of hokken moeten zitten.  We noemen dit het ‘Kennelsyndroom’.

Het behandelen van dit probleem heeft erg veel geduld en tijd nodig. De hond zal weer opnieuw gesocialiseerd moeten worden, wat een stuk minder gemakkelijk gaat dan in de puppytijd. Ook leert een dier met ernstige stress nu eenmaal minder goed.

Om dit te voorkomen, zal de kennel dus moeten fungeren als een hok of mand. Bij permanent verblijf zal de hond gespannen en eenzaam worden, met alle gevolgen van dien.

Hoe pak je het gebruik van een kennel goed aan?

Juiste inrichting van je kennel

Een kennel kan een fijn buitenverblijf zijn voor je hond. Zijn eigen plekje, met voldoende bewegingsvrijheid en rustmogelijkheden.

Hoe zorg je ervoor, dat je hond geen stress krijgt in de kennel? En wanneer kan je hond hier verblijven? Om deze vragen te beantwoorden, geven we je 5 do’s en 5 don’ts over de hondenkennel

Do’s

  1. Plaats de kennel op een plek waar de hond overzicht heeft, zo kan hij alles fijn bekijken.
  2. Geef je hond voldoende bewegingsvrijheid in de kennel. Zie dit als een uitloop voor buiten, en niet als een hok. Minimale afmetingen zijn daarom 3 bij 3 meter.
  3. Plaats een dak op de kennel. Dit voorziet de hond van schaduw, maar beschermt ook tegen kou en regen.
  4. Geef je hond een afgesloten ligplek in de kennel. Zo kan hij zich terugtrekken, wanneer hij wil rusten, iets eng vindt of het koud heeft. Zorg voor voldoende zachte ondergrond en warmte bij koud weer.
  5. Geef je dier altijd vers water en iets leuks te doen in de kennel. Speeltjes om op te kauwen, iets lekkers zoals een knaagbot. Ook in de kennel kan verveling toeslaan!

Don’ts

  1. Zet de kennel nooit in het midden van een ruimte. Dit geeft een gevoel van onrust en onveiligheid bij je hond, omdat er overal rondom dingen kunnen gebeuren. Met één (of meerdere) zijden tegen de buitenrand van het erf of de tuin creëer je rust.
  2. Laat nooit teveel ruimte tussen de spijlen, wanneer je een kennel maakt met roestvrijstalen tralies. Het is fijn dat je hond alles goed kan zien, maar bij teveel ruimte kan hij vast komt te zitten of zelfs ontsnappen.
  3. Zet je hond niet zonder aankondiging in de kennel. De hond moet aan deze ruimte wennen en dit associëren met een fijne plek. De kennel is geen straf, maar een fijn eigen plekje buitenshuis.
  4. Plaats honden ook niet zonder gewenning samen in een kennel. In zo’n kleinere, afgesloten ruimte kan er ruzie ontstaan, vooral wanneer zich spanning opbouwt door de onbekende plek. Laat de dieren dus rustig wennen, ook samen. Zorg er hiernaast voor dat ze beiden een eigen ligplek hebben.
  5. Laat je dier nooit lang alleen in de kennel, of zonder toezicht. Vooral bij heet of erg koud weer, dien je altijd in de gaten te houden of je hond zich wel goed voelt.