Erfelijke aandoeningen bij rashonden

Laatste update: 23 mei 2022
erfelijke aandoeningen bij rashonden

Erfelijke aandoeningen bij rashonden geven een flinke kluif aan problemen. Al decennia lang duiken er allerlei gezondheidsproblemen op die onze dieren het leven zuur maken. Dit vermindert de kwaliteit van leven en kan ernstige gevolgen hebben voor het individu.

Wat is een erfelijke aandoening precies? Hoe ontstaat deze afwijking? En waarom hebben vooral rashonden hier last van? Lees hier alles over genetische afwijkingen bij onze moderne huishond.

Lees ook: De voordelen & nadelen van rashonden »

Wat is een erfelijke aandoening?

Erfelijke aandoeningen bij rashonden zijn een groot gevaar voor de gezondheid van de populatie. Steeds meer problemen steken de kop op. De één is rasspecifiek, de ander komt bij meerdere typen voor.

Hoe zit dit?

Een erfelijke aandoening is een gezondheidsprobleem dat zich van generatie op generatie manifesteert. Deze problematiek wordt doorgegeven door een afwijking (mutatie) in de genen. Een dier heeft zowel genen van zijn moeder als van zijn vader.

Een gen bevat erfelijk materiaal en bestaat uit stukjes DNA. Genen bevinden zich in de chromosomen, een soort strengen die in elke cel van het lichaam voorkomen. De erfelijke informatie bepaalt hoe de cellen van het organisme functioneren.

Gaat er iets fout, dan wijkt het gen af van hoe hij er eigenlijk uit had moeten zien. Dit noemen we een mutatie. Helaas geldt voor de meeste dieren niet dat ze hierdoor superkrachten krijgen en lid mogen worden van de X-men.

Want de meeste afwijkingen, brengen lichamelijke problemen met zich mee. Denk hierbij aan:

  • Gestoord gedrag
  • Groeistoornissen
  • Problemen met (werking van) organen
  • Slechte of verkeerde werking van het immuunsysteem
  • Stofwisselingsstoornissen
  • Vruchtbaarheidsproblemen

Hierdoor hebben de dieren een (sterk) verminderde kwaliteit van leven en een lagere levensverwachting.

Kunnen alle honden een erfelijke aandoening krijgen?

Een erfelijke aandoening bij honden kan in principe alle individuen treffen. Groot, klein, met of zonder stamboom: niemand is veilig. Maar toch zien wij bij specifieke rassen vaak specifieke (gevoeligheden voor) aandoeningen optreden.

Hoe werkt dit?

Een hondenras wordt gevormd doordat de individuen binnen de groep veel van dezelfde eigenschappen bevatten. De informatie voor deze eigenschappen, bevindt zich in het erfelijke materiaal.

Dit betekent, dat ook afwijkingen in het erfelijke materiaal in het informatie-pakketje kunnen zitten. Bij sommige aandoeningen kan dit rechtstreeks doorgegeven worden van ouderdier op pup. Soms slaan afwijkingen echter een paar generaties over, of hebben ze speciale omstandigheden nodig om zich te ontwikkelen.

Hoe ontstaat een erfelijke aandoening?

Erfelijke aandoeningen kunnen onder verschillende omstandigheden ontstaan. Het genoom (genetisch informatiepakket) van een hond is namelijk van nature gezond. Doorgaans komen erfelijke aandoeningen dan ook niet tot nauwelijks voor.

Maar het voortbestaan van de hond wordt al vele duizenden jaren gestuurd door de mens. Vooral in de afgelopen paar eeuwen spitst men zich toe op het specifiek fokken van typerende honden.

Door deze tussenkomst in de natuurlijke gang van zaken, gaat er van alles mis. Hoe komt dit?

Deze problematiek heeft met twee belangrijke pijlers te maken: onjuiste selectie en inteelt.

1. Onjuiste selectie

Jarenlang spitst de mens zich toe om binnen een ras de ‘perfecte’ hond te creëren. Binnen veel erkende hondenrassen echter, staat dit echter niet voor de meest gezonde hond. Uiterlijke eigenschappen zoals bouw, vachttype en kleur zijn overheersen hierbij de rasstandaarden.

Hierbij wordt geregeld de gezondheid van het individu uit het oog verloren. Bij sommige fokpraktijken wordt ook amper meer naar karakter gekeken. Zo krijg je een hond die door een selecte groep liefhebbers mooi gevonden wordt, maar niet meer naar behoren kan functioneren.

2. Inteelt

De fokkerij van hondenrassen is een apart wereldje. Niet alleen focust men op wat een selecte groep als ideaal ziet, ook worden gezonde individuen onderling nog wel eens uitgesloten van elkaars gezonde bloedlijnen.

Denk hierbij aan een ruzie tussen twee fokkers, waarbij ze elkaars honden niet meer willen ‘gebruiken’ voor de fokkerij. Of geschillen tussen twee rasverenigingen.

Dit klinkt gek, maar komt in de praktijk ontzettend veel voor. Wanneer men gaat fokken met een zeer klein groepje honden, kunnen er door de (te) nauwe verwantschap van de dieren allerlei problemen ontstaan. Deze hoge mate van verwantschap noemen we inteelt.

Erfelijke aandoeningen bij rashonden voorkomen

Willen we het ontstaan en de verspreiding van deze aandoeningen voorkomen? Dan moeten we op grote schaal voor selectie van gezonde individuen gaan en hiervoor een voldoende aantal bloedlijnen kiezen.

Om bestaande afwijkingen uit te bannen, is het dus belangrijk dat met aangetaste ouderdieren niet meer gefokt mag worden. Maar om zeker te weten dat deze dieren gezond en dus geschikt zijn voor de fokkerij, moeten er degelijke testen ontwikkeld worden die het bestaan van een afwijking aan kan wijzen.

Zoek je voorbeelden van erfelijke aandoeningen bij honden? Bekijk het overzicht van LICG.